Rond een uur of elf stond ik weer op het perron op de trein naar Amsterdam te wachten. Er werd een verjaardag gevierd in Amersfoort, dus was ik weer even terug op vertrouwde grond. De stationshal was uitgestorven, er waaiden wat verloren reizigers uit naar de treinen en iemand speelde piano. Na een half uur kwam ik aan in een andere wereld: rennende mensen, groepjes toeristen die met koffers zeulden en eenzame mannen in pak. Ik was even vergeten hoe vol bussen in Amsterdam zijn, totdat ik zag hoe bus 21 naar het Haarlemmerplein werd volgepropt met andere levens die ergens moesten zijn.
Ik besloot te wandelen naar het Prinseneiland: een wandeling van een kwartiertje. De lucht was zacht, het Ij blonk als een spiegel en het donker viel als een bruidssluier over de stad. Misschien kwam het door de gesprekken op de verjaardag over familieleden die vertrokken naar elders, maar ineens dacht ik aan Roel en Lena – beiden overleden in het afgelopen half jaar. Met Roel maakte ik radio en hij vertelde vaak na afloop van de uitzending, in de auto, of als we koffie dronken over zijn tijd in Amsterdam en ik luisterde vol bewondering. We hadden het plan gevat een keer samen naar Amsterdam te gaan, zodat hij me de stad kon laten zien door zijn ogen – er waren veel lelijke plekken en het was onherkenbaar veranderd, vond hij, maar toch was er nog wel schoonheid. Het is er nooit van gekomen.
Ook met dierbare vriendin en zielsverwant Lena zou ik nog een keer naar Amsterdam gaan, maar ook naar Parijs, Berlijn en een stadje in Frankrijk waarvan ik de naam ben vergeten. Ik had altijd bewondering over hoe gepassioneerd ze over een stad kon praten en hoe ze de unieke, bijzondere plekken in zo veel steden had ontdekt en vooral wilde doorgeven aan anderen. Voor even was ik weer terug aan de keukentafel, waar Ef en Lena altijd geanimeerd en liefdevol over hun avonturen praatten en zeiden dat ze mij nog zo veel wilden laten zien. Er gaat geen dag voorbij dat ik haar niet mis, in grote of in kleine dingen. Gelukkig zie ik haar lieve man, Ef, meerdere keren in de week en doen we alles wat Lena moet missen.
Na een uur liep ik pas het bruggetje naar het Prinseneiland over: ik had wat gezworven door de stad, naar Bram Vermeulen geluisterd en aan Roel en Lena gedacht. Ik mis ze, maar die avond miste ik ze nog meer – het verdriet was niet dat ze me de stad niet meer konden laten zien, maar dat ik hen nooit meer zou zien. Ze zijn weg, blijven weg, maar ik kan nog aan ze denken, en dat zal ik blijven doen. Vermeulen lekte zacht uit mijn oortjes toen ik de trap opliep:
'Dood ben ik pas, als jij me bent vergeten.'
Reactie plaatsen
Reacties